Burgemeesters te terughoudend met opleggen huisverboden

Huiselijk geweld eist jaarlijks 200.000 slachtoffers, waarvan er dertig om het leven komen. Het slachtoffer kan beschermd worden via een door de burgemeester opgelegd huisverbod, maar dat gebeurt zelden, aldus onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut.

Sinds 2009 kan in geval van huiselijk geweld een tijdelijk huisverbod worden ingezet door de burgemeester. De volwassene die gevaar veroorzaakt wordt voor maximaal 28 dagen met een contactverbod uit huis geplaatst en krijgt samen met de achterblijvers hulp aangeboden. Als een geweldpleger een huisverbod krijgt van de burgemeester, mag hij zijn woning niet meer in en ook geen contact opnemen met zijn partner of de kinderen. De afkoelingsperiode moet voorkomen dat de situatie erger wordt. Op overtreding van het huisverbod staat een gevangenisstraf van maximaal twee jaar. Hoewel het huisverbod zich bewezen heeft als een waardevol instrument, is het aantal huisverboden vanaf 2013 afgenomen. Het Verwey-Jonker Instituut onderzocht waarom deze daling plaatsvond in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, en Den Haag en hoe huisverboden vaker optimaal ingezet kunnen worden.

Krachtig middel
Aan het instrument zelf ligt het niet: vrijwel alle geïnterviewde medewerkers van hulpverlening of politie (degenen die de procedure in gang zetten) zijn positief over het huisverbod. De combinatie van directe bescherming en aansluitende hulp maakt het een krachtig middel tegen huiselijk geweld. De verklaring voor de daling ligt vooral in de reorganisatie bij zowel de politie als het sociaal domein. Bij de veranderingen die gepaard gingen met de vorming van de Nationale Politie in 2013 verdwenen veel functies en afdelingen met kennis over de aanpak van huiselijk geweld en huisverboden, waaronder afdelingen met een aanjagende functie. Ook bij de transitie van het sociaal domein, met in 2015 de totstandkoming van Veilig Thuis, verdwenen afdelingen en mensen die kennis hadden van het huisverbod.

Stijging
Vanaf 2017 is weer een stijging te zien van het aantal huisverboden. De onrust door de reorganisatie bij de politie verdween en kinderziekten in de werkwijze van Veilig Thuis wat betreft hun (nieuwe) rol in de huisverbodprocedure waren verholpen.
Toch zou het instrument nog vaker ingezet kunnen worden, vindt het instituut. Daarvoor is het allereerst nodig dat professionals meer kennis hebben over het doel van het huisverbod, en de criteria waaraan een situatie moet voldoen om het op te kunnen leggen. Het initiëren of opleggen van een huisverbod vergt specifieke kennis van alle betrokken professionals binnen politie en hulpverlening, zowel over de procedure als over de complexiteit van huiselijk geweld. Professionals zijn er bijvoorbeeld niet genoeg van op de hoogte dat een huisverbod ook ingezet kan worden als er geen crisismelding bij de politie is gedaan. Hulpverleners kunnen ook een tijdelijk huisverbod aanvragen als er een vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar is. Hier wordt nog niet genoeg gebruik van gemaakt. Ook is er te weinig capaciteit bij politie en hulpverlening, waardoor niet de bescherming en hulp kan worden geboden die nodig is.

Noodzakelijk is dus meer kennis onder professionals, voldoende capaciteit en ook een gezamenlijke visie over wanneer en met welk doel het huisverbod ingezet kan worden.
Ga naar het rapport om meer te lezen.

Deel dit artikel via: