Marine begeleidt steeds meer Russische schepen op Noordzee
De Nederlandse marine houdt steeds vaker Russische schepen op de Noordzee in de gaten. In 2024 werden twintig verdachte schepen begeleid, bijna een verdubbeling ten opzichte van elf in 2023. Dit is volgens Defensie een gevolg van het veranderde veiligheidsbeeld.
Onder de begeleide schepen waren Russische marineschepen zoals de Admiraal Golovko en de Soobrazitelny, maar ook onderzoeksschepen zoals de Yantar. Hoewel deze formeel maritiem onderzoek doen, waarschuwen experts dat Rusland dergelijke schepen inzet om vitale infrastructuur op zee, zoals gasleidingen en onderzeese kabels, in kaart te brengen.
Patrick Bolder, defensiespecialist bij HCSS, verklaarde tegenover de NOS dat deze operaties militair van aard zijn. “We zien dat Russische onderzoeksschepen langdurig boven kabels heen en weer varen. Aan boord bevinden zich bewapende militairen en onbemande onderzeeërs die bij onderzeese kabels kunnen komen.”
Afschrikking
De marine volgt deze schepen om monitoring, afschrikking en bewijsvoering te garanderen, aldus persofficier Lonneke van Kollenburg. “We zien dat de aanwezigheid van de marine werkt. Als we in de buurt zijn, varen verdachte schepen vaak door.”
Toch ligt de lat om schepen daadwerkelijk te enteren hoog. Ingrijpen kan alleen als sabotage wordt waargenomen. Dit benadrukt het belang van nabijheid, zoals in de recente zaak rond de Eagle S, een schip dat door Finland wordt vastgehouden vanwege beschadiging van kabels in de Oostzee.
De beveiliging van de Noordzee blijft een uitdaging, mede door de omvang van de Nederlandse exclusieve economische zone en de aanwezigheid van 10.000 kilometer aan kabels en pijpleidingen. Om deze infrastructuur beter te beschermen, breidt Defensie haar vloot uit met nieuwe ondersteunings- en anti-onderzeeërschepen. Volgens Bolder is dit cruciaal. “Onze afhankelijkheid van windenergie en internationale dataverbindingen groeit. Beschadiging van deze infrastructuur kan grote gevolgen hebben voor onze economie en betrouwbaarheid als handelsland.”