Meer dan 1100 vuurwerkslachtoffers, vooral jongeren
Tijdens de jaarwisseling zijn 1162 mensen behandeld vanwege vuurwerkletsel, iets minder dan de 1212 slachtoffers vorig jaar. Opvallend is de toename van het aandeel jongeren onder de slachtoffers: 37 procent was jonger dan 16 jaar, tegen 31 procent vorig jaar.
Uit cijfers van kenniscentrum VeiligheidNL blijkt dat het aantal slachtoffers op de spoedeisende hulp stabiel bleef, terwijl huisartsenposten minder meldingen kregen. Bijna een derde van de slachtoffers liep oogletsel op, terwijl meer dan een derde behandeld moest worden voor brandwonden. Zes procent van de slachtoffers kreeg gehoorschade.
Net als vorig jaar kwamen twee mensen om het leven door vuurwerkongelukken. De meeste gewonden (55 procent) waren zelf vuurwerk aan het afsteken, de rest waren omstanders.
Illegaal vuurwerk speelt grote rol
Bij bijna 10 procent van de ongevallen was een mortierbom betrokken, een zwaar illegaal type vuurwerk. Het aandeel slachtoffers door zwaar illegaal vuurwerk daalde van 29 naar 22 procent. Jongeren onder de 16 jaar raakten minder vaak gewond door zwaar illegaal vuurwerk (17 procent), maar er was een toename in letsel door lichter illegaal vuurwerk.
In steden met een lokaal vuurwerkverbod, zoals Amsterdam, Utrecht en Rotterdam, kwamen relatief veel slachtoffers voor. Zo was 25 procent van alle gewonden afkomstig uit deze regio’s. Volgens VeiligheidNL heeft een lokaal verbod beperkte effectiviteit.
Martijntje Bakker, voorzitter van VeiligheidNL, benadrukt dat een algeheel vuurwerkverbod noodzakelijk is. Ze verwijst naar de jaarwisseling van 2021-2022, toen een verbod tijdens de coronapandemie leidde tot een veel lager aantal slachtoffers. Bakker pleit voor een Europees verbod, omdat dit volgens haar het meest effectief is om letsel te voorkomen.