NCTV brengt 24 teruggekeerde Syriëgangers in beeld
Bij de CT Infobox, een samenwerkingsverband van AIVD, FIOD, FIU, IND, Inspectie SZW, KMar, MIVD, Nationale Politie, NCTV en OM, is onderzoek gedaan naar personen die met jihadistische intenties naar Syrië zijn gegaan en weer naar Nederland terugkeerden. In totaal 24 terugkeerders, onder wie drie vrouwen, werden betrokken in het onderzoek. Doel was om een beeld van de groep terugkeerders te schetsen, dat relevant is voor het vaststellen van de dreiging, maar ook voor het bepalen van een individuele benadering om eventuele dreiging te verminderen.
Het onderzoek, dat is gebaseerd op de databestanden van de partners van de CTI, is vertrouwelijk. Bij het beschouwen van de eindresultaten is het volgens de NCTV belangrijk te beseffen dat de datacollectie met betrekking tot jihadreizigers- en terugkeerders zeker niet volledig is.
De etnische, culturele en sociaal-economische achtergrond van de terugkeerders is heel divers. Veel nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. Ongeveer 30 procent zijn Nederlanders van Marokkaanse afkomst. Enkele terugkeerders zijn bekeerlingen met een autochtone Nederlandse achtergrond. De terugkeerders zijn meestal niet hoog opgeleid en hebben weinig werkervaring. Dat is op zich niet verrassend, omdat de meesten nog jong waren toen ze naar Syrië gingen. Meer dan de helft van de terugkeerders kwam in hun jeugd in aanraking met de politie, meestal in verband met zaken als woninginbraken, winkeldiefstal, bedreiging en straatroof, maar soms ook vanwege nog ernstigere delicten. Veel van de terugkeerders zijn in korte tijd (variërend van enkele maanden tot twee jaar) geradicaliseerd. Vrijwel allemaal maakten ze deel uit van een jihadistisch netwerk voordat ze vertrokken.
In Syrië maakten de meeste mannen actief deel uit van jihadistische strijdgroepen. Ze ondergingen training en namen deel aan gevechten. De vrouwen hadden vooral een ondersteunende rol. Van niet alle personen is bekend waarom zij terugkeerden. Enkele terugkeerders werden crimineel actief en probeerden zo waarschijnlijk geld bijeen te brengen om de ‘broeders’ in Syrië te helpen.
Bij een relatief grote groep speelden vooral persoonlijke ervaringen of teleurstelling (of een combinatie daarvan) een rol. Enkele vrouwen kwamen terug omdat ze zwanger raakten. Sommige Syriëgangers bleken ongeschikt om te vechten. Anderen gingen ten onder aan heimwee en gevoelens van gemis. Ook blijkt het in de propaganda afgeschilderde ‘Syrische paradijs’ voor diverse jihadreizigers zwaar tegen te vallen: zij zien er chaos, gebrek aan leiderschap, ‘onislamitisch gedrag’ jegens de vrouwelijke bevolking. Er is veel ruzie om de macht en om geld bijvoorbeeld. En er heerst onderling wantrouwen. Het is mogelijk dat deze persoonlijke redenen om terug te keren (gezondheid, falen, heimwee, desillusie) zich vooral voor doen in deze eerste groep van terugkeerders. Onder de toekomstige terugkeerders kunnen zich wel eens veel meer geharde strijders bevinden, die zich in Nederland, al dan niet in opdracht van groepen in Syrië, inlaten met activiteiten die een dreiging voor de nationale veiligheid kunnen opleveren.
Eenmaal terug in Nederland keert een deel van de terugkeerders terug in het netwerk waaruit ze kwamen. Met de groep doen ze de dingen die ze ook vóór hun vertrek deden: samen tijd doorbrengen, samen bidden, samen sporten. Naast deze ‘actieve’ groep staat een ongeveer even grote groep terugkeerders die zich juist heel rustig houdt. Zij nemen geen contact op met de vrienden van vroeger, brengen veel tijd alleen door, zijn schijnbaar inactief en zijn moeilijk bereikbaar. Dit gedrag kan indiceren dat zij afstand nemen van de beweging, maar kan ook betekenen dat zij jihadistisch georiënteerd blijven maar uit het vizier van de autoriteiten willen blijven.