BORG-regeling gesplitst in Bouwkunde en Elektronica

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid publiceert een nieuwe versie van het BORG-keurmerk voor inbraakbeveiliging. De regeling is nu onderverdeeld in een bouwkundig en een elektronisch deel (BORG-B en BORG-E). Wat betekent dit voor belanghebbenden?

Dat de in 1995 ingevoerde BORG-regeling wordt gesplitst heeft alles te maken met het feit dat het overgrote deel van de belanghebbende bedrijven in bouwkundige óf elektronische beveiligingsproducten is gespecialiseerd. Slechts enkele hebben beide disciplines in huis. Voor afnemers van deze bedrijven zijn echter beide van even groot belang. In de wat hogere risico’s kan bouwkundige beveiliging niet zonder elektronische beveiliging en andersom geldt hetzelfde. Wie dus een BORG-B- of een BORG-E-certificaat heeft, is dus door de bank genomen maar voor de helft goed beveiligd. Het is de vraag of klanten dat gaan begrijpen. Het OBE-principe is tenslotte geen algemeen bekende wetenschap.

Integrale aanpak
Om een integrale aanpak te bevorderen, moesten BORG-B en -E naadloos op elkaar aansluiten. Daarom is binnen de werkgroepen gewerkt aan de zogenaamde ‘Integrale Beveiligings Aanpak’. Dit is een leidraad voor beveiligingsbedrijven over de wijze waarop zij een totaaladvies kunnen maken waarin zowel bouwkundige als elektronische beveiligingsmaatregelen voorkomen. Dat advies kan vervolgens worden uitgewerkt door een bedrijf in de andere discipline. Bedrijven die een dergelijk advies willen uitbrengen dienen eveneens aan BORG-A (advies) te voldoen, maar die regeling is nog in ontwikkeling en het is niet bekend wanneer deze gereed zal zijn.

Lang gekoesterde wens
Aan de splitsing ging een erg lang traject vooraf. In 2017 werd gestart en de bedoeling was om de nieuwe regelingen al begin 2018 te presenteren. Dat werd dus 2,5 jaar later. Met de splitsing van de BORG-regeling komt het CCV tegemoet aan een jaren gekoesterde wens van technische beveiligingsbedrijven. Eerder kwamen die met hun brancheorganisaties al met alternatieve kwaliteitsregelingen. Zo introduceerde de Vereniging Erkende Beveiligingsbedrijven (VEB) in 1999 de eigen VEB-regeling en kwam Techniek Nederland in 2015 met de BRL6020. Die alternatieve regelingen zijn vooral bedoeld voor installateurs van alarminstallaties. De nu ook voor bouwkundige bedrijven geschikte VEB-regeling wordt inmiddels door bijna 600 installatiebedrijven gebruikt, maar de op de elektronische sector gerichte BRL6020 is nooit van de grond gekomen. De BORG-regeling bleef intussen ondanks de bezwaren altijd min of meer de standaard, omdat het CCV nu eenmaal een maatschappelijk sterke positie heeft.

Nadeel
Om tegemoet te komen aan de bezwaren van de gespecialiseerde installatiebedrijven, introduceerde het CCV eerder al BORG-deelcertificaten, ook wel opleveringsbewijzen genoemd. Het was aan de klant en de verzekeraar of deze genoegen namen met zo’n deelcertificaat voor bouwkundige of elektronische beveiliging, of dat beide certificaten werden vereist. Ook bij dit systeem speelde het nadeel dat de beslissing werd overgelaten aan de consument, terwijl daarvan niet verwacht mag worden dat die de daarvoor benodigde deskundigheid bezit.
Voor verzekeraars is vooral de Verbeterde Risicoklasseindeling (VRKI 2.0) van belang. Dan wordt aan de hand van de inbraakgevoeligheid van een object bepaald hoe sterk de beveiliging moet zijn. Bij een geringe inbraakgevoeligheid volstaat een PKVW- of BORG-B-certificaat, maar bij iets hogere risico’s is vaak ook een alarmsysteem vereist. Ideaal is het wanneer de B- en E-maatregelen integraal worden toegepast, maar dat gaat lastig als ze door twee verschillende bedrijven worden uitgevoerd. Het is dus wachten op BORG-A. Dan wordt ook het belang van de klant gediend, wat in de beveiliging natuurlijk niet geheel onbelangrijk is.

Deel dit artikel via: