Politie positief over gebruik stroomstootwapen
In een proefperiode van een jaar heeft de politie 302 keer een stroomstootwapen tevoorschijn gehaald om een verdachte onder controle te krijgen. In 183 gevallen was dreigen met het wapen al voldoende.
Nu de pilot met het stroomstootwapen per 1 februari 2018 is afgelopen, maakt de Politieacademie de eindevaluatie op. Naar verwachting is deze voor de zomer klaar en wordt die met een advies aangeboden aan de minister van Justitie en Veiligheid. Minister Grapperhaus kan vervolgens in afstemming met de Tweede Kamer besluiten het wapen al of niet toe te voegen aan de politie-uitrusting. Tot die tijd mogen de speciaal opgeleide collega’s die de pilot draaiden (in Zwolle, Amersfoort, Rotterdam en de Noord-Nederland) het wapen blijven gebruiken.
Tijdens de proefperiode werd het stroomstootwapen 65 keer daadwerkelijk afgevuurd en in 54 gevallen werd de zogenoemde stunmodus gebruikt. De onderzoekers waren bij de tussenevaluatie kritisch op het gebruik van de stunmodus. Daarom wordt aan het gebruik van de stunmodus extra aandacht besteed in de eindevaluatie. Bij de stunmodus schieten niet de draden met de pijltjes uit het apparaat, maar wordt het stroomstootwapen direct op de huid van de verdachte gezet. Hierdoor krijgt de verdachte een pijnprikkel, waarna hij makkelijker en met minder gevaar voor zichzelf en de agent onder controle kan worden gebracht. Denk hierbij aan aanhoudingssituaties in kleine ruimten. Het is aan agenten om, binnen de kaders van de geweldsinstructie, te besluiten of zij deze modus gebruiken.
“De politie test het stroomstootwapen omdat ze op zoek is naar een geweldsmiddel dat het gat kan dichten tussen wapenstok en pepperspray enerzijds en het vuurwapen anderzijds”, zegt Willem Woelders. Hij is voorzitter van de landelijke stuurgroep stroomstootwapen bij de politie en verantwoordelijk voor de proef. Agenten die het wapen gebruikten zijn enthousiast. Ze geven aan dat als zij het wapen niet zouden hebben, zij waarschijnlijk een andere vorm van geweld zouden gebruiken met een grotere kans op (ernstig) letsel. “Met het stroomstootwapen kun je op een relatief eenvoudige manier mensen onder controle brengen, met een kleine kans op letsel. Andere geweldsmiddelen, zoals een hond, fors fysiek geweld of een vuurwapen, leveren meestal veel meer en ernstiger verwondingen op.”
Degenen tegen wie het stroomstootwapen werd ingezet, zijn kort daarna bijna allemaal medisch onderzocht. Het letsel dat zij door het wapen opliepen, bleef in vrijwel alle gevallen beperkt tot twee kleine penetratiewondjes, veroorzaakt door de pijltjes. Een verdachte liep meer letsel op, omdat hij ten val kwam door het verlies van controle over zijn spieren.
Uit een eerdere evaluatie kwamen enkele aandachtspunten naar voren. Een daarvan had betrekking op de opleiding voor het gebruik van het stroomstootwapen. Deze kan volgens de onderzoekers worden uitgebreid. Zij menen dat die periode te kort was om alle veiligheidswaarschuwingen van de fabrikant te behandelen, casuïstiek te bespreken en adequaat scenario’s te oefenen. Ook deze opmerkingen gaan in de eindevaluatie mee. Voor de pilotgroepen is dit opgenomen in hun reguliere beroepstrainingen.
Bron: politie.nl