Politie start proef met mobiel DNA-laboratorium

Hoe sneller de politie sporen kan onderzoeken en analyseren na een misdrijf, hoe sneller het delict wordt opgelost en de politie verdachten kan aanhouden. Daarom is een proef gestart met een mobiel forensisch lab. Dat kan binnen enkele uren een DNA-profiel analyseren en vergelijken met de databank van het NFI.

De proef LocalDNA draait in de eenheden Amsterdam en Midden-Nederland. “Ze kunnen elk voor 25 zaken een beroep doen op de inzet van het mobiele lab van de Landelijke Eenheid”, vertelt projectleider Rob van der Veer. “Als een delict wordt gepleegd, dat aan de selectiecriteria voldoet, kunnen de eenheden het lab naar de plaats delict laten komen.”
Het mobiele lab bestaat uit een forensisch identificatievoertuig (FIV), dat is uitgerust om DNA en andere sporen te onderzoeken. Via een beveiligde verbinding sturen forensisch politiemedewerkers DNA-data naar het Nederlands Forensische Instituut (NFI), waar na analyse de profielen worden vergeleken met profielen in de DNA-databank.

Wetswijziging nodig
Normaal duurt dat proces zo’n 20 dagen: DNA-materiaal dat op een plaats delict is aangetroffen, wordt naar een politiebureau gebracht, opgeslagen en uiteindelijk samen met sporen uit andere zaken naar het NFI gebracht. Dankzij de apparatuur in de FIV-bus kunnen de sporen direct digitaal naar het NFI worden verzonden. Binnen enkele uren is dan bekend of een spoor aan een persoon in de databank kan worden gekoppeld.
“De bus is oorspronkelijk aangeschaft om in te zetten bij terroristische aanslagen”, vertelt Van der Veer. “Om mobiele DNA-apparatuur zoals in de FIV-bus ook te kunnen inzetten bij andere zaken, was een wetswijziging nodig. Die is begin november doorgevoerd en daarmee kon de proeftuin van start. De bus is tot nu toe enkele keren ingezet. Omdat het om lopende opsporingsonderzoeken gaat, kan ik daar geen details over prijsgeven, maar de eerste ervaringen zijn positief.”

Snel schakelen
De tijdwinst die deze manier van werken oplevert, vereist snel schakelen. “Rechercheurs op een zaak krijgen veel sneller duiding”, zegt Van der Veer. “Ze weten eerder in welke hoek ze moeten zoeken. We hebben het werkproces in deze proeftuin samen met het OM en NFI ontwikkeld. Om de beoogde resultaten te kunnen behalen, is de afspraak dat ook zij versneld reageren in deze proeftuin, vergelijkbaar met de snelheid in een spoedzaak.”
De uitkomsten en effecten van de proeftuin worden onderzocht door het Lectoraat Forensisch Onderzoek van de Politieacademie en Hogeschool van Amsterdam. De onderzoekers zullen toetsen of de LocalDNA-methode leidt tot een ander en/of versneld opsporingsproces bij verschillende soorten zaken. Ook onderzoeken zij wat de effecten zijn op het werk van de professionals in de strafrechtketen.

Reeks proeftuinen
De proeftuin LocalDNA komt voort uit het Programma ‘Herpositionering en Intensivering Forensische Opsporing’ en maakt deel uit van een reeks proeftuinen. “We zijn steeds beter in staat om maximaal resultaat te behalen met minimale sporen”, zegt Programmadirecteur Ruud Staijen. “Ook de snelheid waarmee sporen kunnen worden verwerkt, neemt toe. Met experimenten als deze – en bijvoorbeeld de proef snelle DNA-straat in Limburg – onderzoeken we hoe we al die nieuwe mogelijkheden optimaal kunnen gebruiken en welke effecten dat heeft op onze en andere organisaties.”
Behalve aan de proeftuinen wordt in het ‘Programma FO’ ook gewerkt aan de werving van nieuw personeel, opleidingen, automatisering en samenwerking met partners. Staijen: “Stuk voor stuk cruciale onderdelen om de forensische opsporing in ons land naar een hoger plan te tillen en toekomstbestendig te maken.”

Bron: politie.nl

Deel dit artikel via: