Onderzoek naar cybercrime onder de jeugd
Jeugdige cybercriminelen blijken vaker van Nederlandse afkomst en hebben minder criminele vrienden dan jonge daders van traditionele delicten. Dat blijkt uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Jongeren die zich schuldig maken aan cybercrime blijken traditionele criminaliteit vaak af te keuren. Daarom betwijfelt het WODC of deze groep op dezelfde manier moet worden aangepakt als ‘gewone’ criminelen.
De onderzoekers maken onderscheid tussen jongeren die op computers proberen in te breken uit een soort van sport en verdachten die van computers gebruik maken om traditionele criminaliteit te plegen, zoals fraude of het bedreigen van personen of organisaties. De laatste groep vertoont meer overeenkomsten met traditionele criminelen. Zo hebben deze jongeren vaker criminele vrienden en een niet-Nederlandse achtergrond.
Staatssecretaris Dijkhoff heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over het onderzoek met een brief waarin hij schrijft dat er vervolgonderzoek nodig is naar de aard en en omvang van de nieuwe vormen van jeugdcriminaliteit. Uit de Monitor Jeugdcriminaliteit bleek al eerder dat zo’n 28 procent van de jongeren wel eens een online-delict heeft gepleegd. Voor de traditionele criminaliteit is dat een derde.