Onduidelijkheid over VRKI-beveiligingseisen

Organisaties die hun pand willen verzekeren tegen inbraak en diefstal moeten voldoen aan de beveiligingsrichtlijnen van de VRKI (Verbeterde Risicoklassenindeling). Tot 2020 werd met een VEB- of BORG-certificaat aangetoond dat aan álle vereiste maatregelen op organisatorisch, bouwkundig en elektronisch vlak (O-B-E) was voldaan. Sindsdien geeft BORG echter ook certificaten af wanneer slechts één type maatregel – bouwkundig óf elektronisch – is toegepast. Dit zorgt voor verwarring, stelt Rob van Nierop, senior risk engineer bij HDI Global.
Verzekeraars, tussenpersonen en makelaars gingen er voorheen vanuit dat één certificaat de volledige VRKI-dekking garandeerde. Nu blijkt dat voor volledige dekking soms meerdere certificaten nodig zijn. Daarnaast kan het voorkomen dat een certificaat wordt afgegeven op een lagere VRKI-klasse dan daadwerkelijk vereist is. Dit maakt het lastiger om zeker te weten dat aan alle beveiligingseisen is voldaan.
BORG biedt wel een nieuwe optie voor risicovollere situaties: het BORG-A certificaat. Dit biedt verzekeraars meer zekerheid bij hogere risico’s, mits de juiste risicobeoordeling is toegepast. Toch is de situatie er volgens Van Nierop niet transparanter op geworden. Zo is er bij VEB-erkende bedrijven niets veranderd in de manier van certificering: zij leveren nog steeds een document dat alle O-B-E-maatregelen dekt.
De VRKI blijft hét instrument voor het bepalen van beveiligingsmaatregelen. Het systeem wordt jaarlijks aangepast aan nieuwe technieken en veranderend crimineel gedrag. Volgens Van Nierop blijft het de beste manier om grip te houden op het risico van inbraak en diefstal. Deel A van de VRKI-classificatie bepaalt het risico op basis van waarde en aantrekkelijkheid van goederen. Deel B beschrijft vervolgens welke O-B-E-maatregelen nodig zijn om dit risico effectief te beheersen.