Praktische tips om wifi-netwerk te beveiligen
Een wifi-verbinding maken werkt vaak erg makkelijk. Even ‘connecten’ met de router en je kan op internet. Dit gemak heeft ook een nadeel. Anderen, eventueel met kwade bedoelingen, kunnen namelijk bijna net zo makkelijk toegang krijgen. Met een aantal praktische tips is dit tegen te gaan.
Gebruik van een openbaar wifi-netwerk is per definitie niet veilig. Het risico is namelijk relatief groot dat hackers en andere kwaadwillenden bestanden en gegevens kunnen inzien. Bij een thuisnetwerk speelt datzelfde risico. Als het niet goed beveiligd is kunnen anderen met de nodige technische kennis gegevens bekijken en zelfs online illegale praktijken uitvoeren via het wifi-netwerk. Dat heeft nogal wat nadelen. De privacy loopt gevaar. Bestanden kunnen gestolen worden. Het netwerk wordt trager. En als het om illegale praktijken gaat kan dat tot een onverwachte confrontatie met justitie leiden.
Wifi beveiligingstips
Professionele beveiliging van een wifi-netwerk is niet eenvoudig, maar met een aantal praktische tips die makkelijk zijn op te volgen, wordt het hackers al een stuk moeilijker gemaakt. Het begint met de keuze van een betrouwbare internetaanbieder. Het aanbod voor een nieuw internetabonnement is aan de hand van de postcode eenvoudig te vinden. Na ontvangst van de router en de aansluitgegevens kunnen de volgende stappen worden gezet.
- Geef het wifi-netwerk een neutrale naam
Wie via apparaten zoekt naar wifi-netwerken in de buurt, krijgt een overzicht van alle beschikbare verbindingen, zowel open als versleuteld. De standaardinstelling van de router is vaak een bepaalde code, eventueel met de naam van de aanbieder.
Hackers en andere kwaadwillenden die willen inbreken op het wifi-netwerk, kunnen aan de hand van deze voorgeprogrammeerde naam makkelijk achterhalen van wie de router is en via welke provider deze loopt. Ieder type router heeft zijn eigen kenmerken en zwakheden. Hackers kennen die en hebben zo al een voorsprong in het hacken van de router. Ze kennen bijvoorbeeld het fabriekswachtwoord, dat zelden door de gebruiker veranderd wordt. Om het iets moeilijker te maken is het verstandig om het wifi-netwerk een neutrale naam te geven, die geen verband houdt met de provider, de originele routernaam, de familienaam of het adres. Het veranderen vergt wel wat technische kennis, maar die is meestal in de handleiding terug te vinden. Via een PC kan dan op de router worden ingelogd om de veranderingen door te voeren.
- Kies voor een veilig wachtwoord
Het is verleidelijk om voor het inloggen op het wifi-netwerk een makkelijk te onthouden wachtwoord te kiezen. Dat gebeurt dan ook massaal. Onderzoeken hebben uitgewezen dat het meest gebruikte wachtwoord ‘123456’ is. Met cijfers, letters en leestekens door elkaar wordt het al iets moeilijker, maar een wachtwoord moet vooral lang zijn. Een lange zin is makkelijk te onthouden en door hackers en computers niet of nauwelijks te raden. Ook het wachtwoord is eenvoudig aan te passen na het inloggen op de router.
- Dubbele beveiliging met router-wachtwoord
Het kan gebeuren dat na het inloggen via het instellingsscherm van de router nog een extra router-wachtwoord ingeven moet worden. Dit wachtwoord is – als het goed is – meegestuurd met de router. Zo’n extra beveiligde laag is in principe goed, maar het nadeel is dat het om standaard wachtwoorden gaat die door de fabrikant zijn opgezet. Ze zijn breed bekend en daarom gemakkelijk te kraken.
Ook dit wachtwoord is aan te passen via het instellingenscherm van de router.
- Voeg adressen aan de router toe
Na het doorlopen van de eerste drie stappen is het wifi-netwerk al een stuk beter afgeschermd. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan ‘MAC-adressen’ aan de router toevoegen (ook weer via de router-instellingen). Dit zijn de unieke identificatienummers per apparaat die voorkomen dat niet-toevoegde apparaten verbinding kunnen maken met het netwerk. Tot slot is het belangrijk om te controleren of de firewall van de router aanstaat. In de meeste gevallen staat deze automatisch aan, maar zo niet, dan is het aan te raden om hem in te schakelen.