Raad van State positief over vroege afname DNA bij verdachten

De Raad van State heeft positief geadviseerd over een wetsvoorstel dat de afname van DNA-materiaal bij verdachten van een misdrijf mogelijk maakt, nog voordat zij door de rechter zijn veroordeeld. Op dit moment mag DNA pas worden afgenomen na een veroordeling, maar onderzoek van het kabinet toont aan dat bij 13% van de veroordeelden de afname niet plaatsvindt. Dit komt vaak doordat zij onvindbaar zijn of in het buitenland verblijven.
Met de voorgestelde wetswijziging wordt DNA niet pas na de veroordeling afgenomen, maar al bij de inverzekeringstelling van een verdachte. Dit betekent dat celmateriaal, meestal wangslijm, wordt verzameld zodra iemand wordt aangehouden. Als de verdachte later wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf of taakstraf, wordt het DNA-profiel opgenomen in de DNA-databank en kan het worden vergeleken met andere profielen. De verwachting is dat deze maatregel leidt tot een grotere volledigheid van de databank en kan bijdragen aan het oplossen van strafzaken.
Uiterst gevoelige informatie
Hoewel de Raad van State het nut van de maatregel erkent, wijst zij erop dat DNA-afname en -bewaring een grote inbreuk vormen op het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens. DNA bevat uiterst gevoelige informatie en de gebruiksmogelijkheden ervan zijn potentieel groot. De minister van Justitie en Veiligheid heeft echter voldoende onderbouwd waarom deze vroege afname noodzakelijk is en waarom alternatieven niet volstaan. De Raad adviseert wel om de toelichting bij het wetsvoorstel te voorzien van actuele cijfers, zodat de onderbouwing van de maatregel sterker wordt. Er zijn aanwijzingen dat het percentage van niet-afgenomen DNA mogelijk lager ligt dan eerder werd gedacht.
Bewaartermijn
Een ander punt van zorg is de regelgeving rondom de bewaartermijn van het DNA-materiaal en de criteria voor vernietiging ervan. De minister wil deze regels vastleggen in een algemene maatregel van bestuur, maar de Raad van State adviseert om deze direct in de wet op te nemen. Dit is niet verplicht, maar wordt wel sterk aanbevolen omdat het regels betreft die essentieel zijn voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Ook vraagt de Raad om extra aandacht voor de rechtsbescherming van veroordeelden die onvindbaar zijn en zich mogelijk niet bewust zijn van hun DNA-opname in de databank. Zij moeten de mogelijkheid krijgen om bezwaar te maken.
De Raad van State heeft enkele kanttekeningen geplaatst, maar adviseert de regering om het voorstel verder te verfijnen en vervolgens voor behandeling naar de Tweede Kamer te sturen.