Brandblusser

Brandblussers zijn essentiële apparaten die ontworpen zijn om kleine branden te doven en grotere rampen te voorkomen. Deze cilindervormige apparaten bevatten een beperkte hoeveelheid blusmiddel onder druk en zijn voorzien van een opening waardoor het blusmiddel op het vuur gespoten kan worden. In Nederland zijn er specifieke wetten en normen die van toepassing zijn op brandblussers, inclusief vereisten voor hun gebruik en onderhoud.
Er zijn twee hoofdtypen brandblussers:
- Blussers onder permanente druk: Deze blussers bevatten een drukpatroon dat constant onder druk staat, waardoor ze direct klaar zijn voor gebruik.
- Blussers zonder permanente druk: Deze blussers moeten door de gebruiker onder druk worden gezet met behulp van een inslagknop boven op de blusser.
Daarnaast kunnen brandblussers worden onderverdeeld op basis van het type drukpatroon:
- Inwendig drukpatroon: Het drukpatroon bevindt zich binnenin de cilinder van de blusser.
- Uitwendig drukpatroon: Het drukpatroon is buiten de cilinder van de blusser aangebracht.
De keuze van het blusmiddel is afhankelijk van het type brand en de omgeving waarin de blusser wordt gebruikt. Enkele veelgebruikte blusmiddelen zijn:
- Water: Effectief bij vaste stoffen, maar vorstgevoelig en gevaarlijk bij brandende vloeistoffen of elektrische apparatuur.
- Poeder: Heeft een groot blussend vermogen, maar kan nevenschade veroorzaken en herontsteking van brand bevorderen.
- Schuim: Effectief door zuurstof weg te nemen en af te koelen, met minder nevenschade dan poederblussers.
- Koolstofdioxide (CO2): Verdringt zuurstof en laat geen reststoffen achter, geschikt voor vloeistofbranden en branden in onder spanning staande apparatuur.
- Halonen: Verboden vanwege milieuschade aan de ozonlaag.
- Aerosol: Blust met een droge aerosol door chemische en fysische reacties.
- Vetblusser (klasse F): Speciaal ontworpen voor vetbranden zoals frituurvet, met een gele waterachtige oplossing van kaliumacetaat en kaliumcitraat.
Poederblussers
Poederblussers zijn populair vanwege hun droge poeder en roestbestendigheid. Echter, oud poeder kan klonteren en onbruikbaar worden, vooral bij blootstelling aan trillingen. Regelmatig omkeren van de blusser kan dit voorkomen. Na gebruik van een poederblusser moet het poeder met een industriële stofzuiger worden verwijderd vanwege de moeilijkheid van opruimen. Bovendien kan bluspoeder storingen veroorzaken in elektronische apparaten door oxidatie van koperbanen.
In België zijn poederblussers verplicht in auto’s, maar niet voor buitenlandse voertuigen. Koolzuursneeuwblussers, ook bekend als CO2-blussers, zijn geschikt voor vloeistofbranden en branden in elektrische apparatuur. Ze werken door zuurstof te verdringen en af te koelen. Het nadeel is dat in kleine ruimtes CO2 zich kan opbouwen, wat verstikkingsgevaar kan opleveren.
Koolzuursneeuwblussers
Koolzuursneeuwblussers, ook bekend als CO2 -blussers, zijn ontworpen voor het doven van vloeistofbranden en branden die ontstaan zijn in onder spanning staande apparatuur. De werking van deze blussers berust op twee mechanismen: ten eerste verdringt het CO2 de zuurstof, waardoor het vuur verstikt, en ten tweede zorgt de koude expansie van de vloeibare CO2 naar gasvorm voor afkoeling van de brandhaard. Hierbij wordt het mondstuk van de blusser zeer koud, tot wel -80 °C, wat het belang van het vasthouden van de brandblusser aan het handvat benadrukt.
Een belangrijk voordeel van koolzuursneeuwblussers is dat ze bij gebruik geen reststoffen achterlaten, aangezien CO2 een schoon blusmiddel is. Daarom worden deze blussers vaak ingezet bij hoogwaardige elektronische apparatuur, waar het vermijden van reststoffen cruciaal is voor de bescherming van de apparatuur.
Echter, het gebruik van CO2-blussers in besloten kleine ruimten kent ook nadelen. Doordat CO2 de zuurstof verdrijft, kan de concentratie CO2 in de lucht snel toenemen, wat verstikkingsgevaar met zich meebrengt. Bij blussing in kleine ruimten zoals wc’s en bergingen is het daarom belangrijk om hier rekening mee te houden en de ruimte goed te ventileren om verstikkingsgevaar te voorkomen.
Op brandblussers is aangegeven voor welke brandklasse ze geschikt zijn, wat essentieel is om te weten bij het bestrijden van een beginnende brand. Bij een brand in een computer wordt bijvoorbeeld een koolstofdioxideblusser gebruikt om nevenschade aan andere elektronische apparatuur te voorkomen. Want als een poederblusser wordt gebruikt, kan het fijne zoutstof van de blusser zich in elk onderdeel van een elektronisch apparaat nestelen, waardoor de schade aan aangrenzende apparatuur kan toenemen en deze gereinigd moeten worden.
Brandklasse-pictogrammen geven de brandklasse aan op elke blusser. In Nederland worden de volgende brandklassen onderscheiden:
- Brandklasse A: voor het blussen van vaste stoffen zoals hout, papier, stro, kunststoffen en kolen, waarbij water, aangegeven door een zilveren kleur op de blusser, gebruikt kan worden. Andere opties zijn poederblussers, met een rood gekleurde drukvat, en slanghaspels.
- Brandklasse B: voor het blussen van vloeistofbranden zoals olie, benzine, alcohol, vetstoffen en bitumen, waarvoor poeder, CO2 en schuim gebruikt kunnen worden.
- Brandklasse C: voor het blussen van gasbranden zoals propaan, butaan en aardgas, waarbij CO2 en schuim (natblusser) ingezet kunnen worden.
- Brandklasse D: voor het blussen van metaalbranden met magnesium, zirkonium, lithium, kalium of natrium, waarvoor speciaal poeder over het brandend metaal wordt gestrooid.
- Brandklasse E: hoewel afgeschaft in Nederland in 1987, verwijst dit naar door elektriciteit veroorzaakte branden, waarbij kunststoffen smelten en onder klasse A (vaste stoffen) of B (vloeistoffen) vallen.
- Brandklasse F: voor het blussen van vetbranden zoals frituurvet, waarbij een speciaal soort schuim wordt gebruikt om een gasdichte laag boven het vet te creëren en herontsteking te voorkomen.
Soms worden brandklassen gecombineerd, bijvoorbeeld in ABC-blussers, waarbij poederblussers vaak worden aangeduid. Deze kunnen smeulende vaste stoffen omhullen en zo verstikken.