Straf voor geweld bij hulp aan beveiliger

Op 4 maart 2024 draaide in een filiaal van Albert Heijn in Amsterdam een winkeldiefstal uit op een gewelddadig incident. De rechtbank van Amsterdam kwam tot de conclusie dat een klant die de beveiliger wilde helpen om de winkeldief onder controle te krijgen, zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
De verdachte kwam die dag de supermarkt binnen met de intentie boodschappen te doen. Op dat moment was een beveiliger bezig met het overmeesteren van een winkeldief, die zich hevig verzette. Meerdere winkelmedewerkers en klanten schoten de beveiliger te hulp. De situatie escaleerde en daarbij werd geweld gebruikt. De verdachte werd onderdeel van deze confrontatie en verrichtte handelingen die volgens de rechtbank verder gingen dan noodzakelijk was.
Het oordeel van de rechtbank
Het Openbaar Ministerie stelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer had aanvaard en dat er sprake was van een bewuste samenwerking met anderen. De verdediging betoogde echter dat de verdachte slechts heeft gehandeld om de winkeldief onder controle te krijgen en dat zijn handelingen niet als poging tot zware mishandeling konden worden beschouwd.
De rechtbank achtte het medeplegen van poging tot zware mishandeling niet bewezen, omdat er geen sprake was van bewuste en nauwe samenwerking gericht op zwaar letsel. De rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zelf disproportioneel geweld had toegepast. Op camerabeelden was te zien dat hij met kracht op de enkel en voet van het slachtoffer stampte en meerdere keren zijn gewicht op de enkel van het slachtoffer liet zakken. Hierdoor werd het slachtoffer onnodig blootgesteld aan een groot risico op ernstig letsel.
Strafoplegging
De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist. De rechtbank besloot echter een lagere straf op te leggen, namelijk een gevangenisstraf van twee weken. De rechtbank hield daarbij rekening met de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond en het feit dat de verdachte geen uitgebreid strafblad heeft met betrekking tot geweldsdelicten.
Het slachtoffer had een schadevergoeding geëist van in totaal 7.495 euro. De rechtbank kende slechts 750 euro toe voor immateriële schade, aangezien het slachtoffer zelf een rol speelde in de escalatie van de situatie. De materiële schadevergoeding werd niet toegekend wegens onvoldoende onderbouwing.
Met deze uitspraak benadrukt de rechtbank dat overmatig geweld, zelfs in hectische situaties zoals een burgerarrest, niet zonder consequenties blijft.