Veel juridische vragen over messenverbod op straat

De Raad voor de rechtspraak vindt dat duidelijker moet worden gemaakt waarom aanpassing van de wet noodzakelijk is om het bezit en gebruik van steekwapens in de openbare ruimte aan banden te leggen. Dat staat in een gepubliceerd wetgevingsadvies over de voorgestelde aanpassing van de Wet wapens en munitie.

De Raad vraagt zich af hoe de nog op te stellen ‘lijst van verboden voorwerpen’ zich onderscheidt van dat wat al onder de huidige wet verboden is. Hoewel de Raad het maatschappelijk belang ziet iets te doen aan het toenemende aantal steekincidenten, is het wetsvoorstel op cruciale punten onvoldoende uitgewerkt.
Het wetsvoorstel moet het bezit en gebruik van messen in de openbare ruimte terugdringen. Voorgesteld wordt om het dragen van bepaalde gebruiksmessen (bijvoorbeeld koksmessen of hobbymessen) waarmee ernstig lichamelijk letsel kan worden toegebracht in de openbare ruimte te verbieden. Ook zou er een verbod moeten komen op verkoop hiervan aan minderjarigen. Het wetsvoorstel is op een aantal belangrijke punten nog onduidelijk, stelt de Raad. Daarom wordt de minister gevraagd het wetsvoorstel te verduidelijken en aan te passen.

Wet wapens en munitie
Het is onvoldoende duidelijk wat de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel is ten opzichte van de huidige Wet wapens en munitie. Die verbiedt nu ook al het in de openbare ruimte dragen van voorwerpen waarmee letsel kan worden toegebracht en waarvan kan worden aangenomen dat iemand dit voorwerp alleen bij zich heeft om een ander te bedreigen of letsel toe te brengen. Daarom moet duidelijker worden gemaakt waarom aanpassing van de wet noodzakelijk is. Ook is nog onbekend welke voorwerpen precies onder het nieuwe verbod gaan vallen. Dit zal worden beschreven in de Regeling wapens en munitie, maar de tekst hiervan is nog niet vastgesteld. Het is daardoor ook niet duidelijk hoe de lijst verboden voorwerpen anders is dan het verbod dat al in de huidige wet staat.

Omgekeerde bewijslast
Daarnaast lijkt in het wetsvoorstel sprake van een omgekeerde bewijslast. Als iemand een voorwerp bij zich heeft dat onder het nieuwe verbod valt, moet diegene zelf aannemelijk maken dat dat louter met vreedzame bedoelingen is. Maar het is onduidelijk in hoeverre die verklaring moet worden onderbouwd. Als iemand bijvoorbeeld een snoeischaar op zak heeft voor groenwerkzaamheden, moet dan een arbeidsovereenkomst overlegd worden waaruit dit blijkt, of voldoet een mondelinge verklaring? Ook staat in het voorstel dat de voorwerpen niet in de publieke ruimte gedragen mogen worden, tenzij ze verpakt zijn. Maar wat deze verpakking inhoudt, staat niet in het voorstel. Mogen aardappelschilmesjes bijvoorbeeld nog los worden verkocht of moeten die worden voorzien van een (gesealde) verpakking? En als je gaat kamperen, moet je dan alle messen in afsluitbare verpakkingen opbergen, of mag je deze ook in een doek wikkelen?

Ten slotte vraagt de Raad zich af of de voorgestelde wijziging van de wet ten aanzien van het verkoopverbod aan minderjarigen soms niet te beperkend is. Denk dan aan een student van 17 jaar die op kamers gaat wonen en daarvoor een messenset wil kopen. Dat is onder de nieuwe wet niet meer mogelijk.

Deel dit artikel via: