Virtuele agenten ingezet tegen terrorisme
Virtuele agenten spelen een steeds belangrijkere rol in de strijd tegen terrorisme, schrijft De Telegraaf. Deze ‘agenten’, die zich in de onlinewereld onder een valse naam voordoen, leggen contacten en verzamelen cruciale informatie. Zo werd de Arnhemse terrorist Hardi N. benaderd door een man die zich Abu Hajar noemde. Deze zogenaamd geharde jihadist bleek echter waarschijnlijk een geheim agent te zijn, vermoedelijk van de AIVD. Dankzij deze operatie werden Hardi N. en zijn medeverdachten veroordeeld tot lange gevangenisstraffen.
Virtuele agenten, die worden ingezet door de AIVD en MIVD, mogen onder bepaalde omstandigheden zelfs strafbare feiten plegen om geloofwaardig te blijven. In de onlinewereld, waar radicalisering steeds vaker plaatsvindt, moeten deze agenten bijvoorbeeld opruiende taal gebruiken of illegale data verkrijgen. Dit maakt hun werk bijzonder complex en riskant.
De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) deed drie jaar lang onderzoek naar het werk van virtuele agenten. Hoewel de diensten meestal volgens de regels opereren, waren er enkele incidenten waarbij de grenzen werden overschreden, zoals een ongeautoriseerde inbraak in een computersysteem door een MIVD-agent. Desondanks concludeert de toezichthouder dat de operaties over het algemeen goed verlopen en dat er passende maatregelen zijn getroffen om de veiligheid van de agenten te waarborgen.
Het gebruik van virtuele agenten wordt steeds belangrijker in de strijd tegen online radicalisering, zowel bij jihadisten als rechts-extremisten. Volgens experts is het een vak apart om online te opereren zonder ontmaskerd te worden, en is het essentieel om de juiste taal en werkwijze te beheersen.