Gemeenten ervaren negatieve effecten buurtpreventie
Een deel van de gemeenten ondervindt negatieve effecten van buurtpreventie, zoals burgers die zelf ingrijpen bij criminaliteit of doorgeschoten sociale controle. Dit blijkt uit het landelijke onderzoek ‘De burger kijkt mee. De groei van buurtpreventie en gemeentelijk veiligheidsbeleid’.
Het onderzoek werd uitgevoerd door socioloog Vasco Lub in opdracht van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV). De bevindingen werpen belangrijke kwesties op over de rol van burgers bij criminaliteitsbestrijding, aldus het instituut.
Ervaringen
Meer dan 200 gemeenten namen deel aan het onderzoek. Daarnaast werden bij gemeenten interviews afgenomen over hun ervaringen met buurtpreventie. Sinds 2014 is het aantal buurtpreventiegroepen flink gegroeid. Het aantal buurtapp-groepen nam sterker toe dan het aantal lopende vrijwilligersteams. In Nederland zijn momenteel circa 700 patrouillerende teams en 3.500 buurtapp-groepen actief. Het overgrote deel is in de afgelopen vijf jaar opgericht.
Invloed buurtpreventie breidt zich uit
Buurtpreventie beperkt zich vaak niet meer enkel tot de ‘ogen en oren’ van de politie of gemeente (het signaleren en melden). Uit het onderzoek blijkt dat buurtpreventiegroepen zich inmiddels aan het formaliseren zijn, bijvoorbeeld door de rechtsvorm van vereniging aan te nemen. Hierdoor krijgen zij steeds meer lokale invloed buiten de gemeente om.
Burgers maken daarbij steeds handiger gebruik van nieuwe (digitale) technologieën. In menig gemeente ondersteunen vrijwilligers de politie inmiddels bij voertuigencontroles en houden zij toezicht bij lokale evenementen of uitgaansgelegenheden. Ook zijn in diverse plaatsen experimenten waarbij burgers na een misdrijf buurtonderzoek doen in opdracht van de politie.
Experimenten
In diverse plaatsen zijn experimenten waarbij burgers na een misdrijf buurtonderzoek doen die in opdracht van de politie.
Het onderzoek geeft op basis van ervaring voor het eerst aan dat er ook negatieve effecten gevolgen zijn van burgerinzet bij veiligheid. Ruim een vijfde van de gemeenten ondervindt onder meer overvraging van het gemeenteapparaat, eigen ingrijpen, onterechte criminalisering van andere wijkbewoners en doorgeschoten sociale controle (‘bemoeizucht’).
Dit gaat van onterecht – en soms met geweld – aanhouden van verdachte personen tot teams die zelf tot opsporing overgaan of een straat afzetten na een woninginbraak. Dit kan voor spanningen zorgen in woonwijken. Het zelf ingrijpen van burgers komt vaker voor in grotere gemeenten.
Gemeenten ontwikkelen nauwelijks beleid
Uit het onderzoek blijkt verder dat gemeenten buurtpreventie volop stimuleren, maar weinig doen aan het maken van inhoudelijke plannen. Slechts een derde van de gemeenten ontwikkelt op enigerlei wijze beleid hiervoor. De meeste gemeenten hebben weinig zicht op wat buurtpreventiegroepen na oprichting doen of hoe zij functioneren. Dit is een belangrijke bevinding: het onderzoek verschaft aanwijzingen dat gemeentelijke stimulering van buurtpreventie extra fanatisme aanwakkert onder vrijwilligers en bewoners. Dit vergoot de kans op doorgeschoten controle en zelf ingrijpen van burgers.
Aanbevelingen
Uit het rapport komt een aantal aanbevelingen voort. Buurtpreventie moet van overheidswege niet gedachteloos worden omarmd. Gemeenten moeten meer beleid en visie ontwikkelen voor buurtpreventie. Het informatiebeheer en de terugkoppeling van burgermeldingen dient te worden verbeterd en gemeenten moeten meer aandacht schenken aan bescherming en begrenzing van burgerinzet bij criminaliteitsbestrijding. Daarvoor is een brede maatschappelijke discussie wenselijk over het samenspel van gemeenten, politie en burgers bij criminaliteitspreventie.
Bron: het CCV.