Minister wil drones meer ruimte geven
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) onderzoekt manieren om gecontroleerde luchtruimen (CTR’s) van grote luchthavens in Nederland deels open te stellen voor dronevliegers in de Open categorie en om meer ruimte te bieden voor Specific-operators. Momenteel zijn deze CTR’s nog verboden terrein voor dronevluchten in de Open categorie, wat resulteert in duizenden illegale vluchten en handhavingsproblemen, aldus Dronewatch.
De huidige situatie wordt gekenmerkt door een overvloed aan no-flyzones op de dronekaart van Nederland, met name rond grote steden en luchthavens. Legaal vliegen in CTR’s is momenteel alleen mogelijk met een vergunning voor de Specific categorie, wat een tijdrovende en kostbare procedure is. Bovendien zorgt de wettelijke verplichting voor tweezijdig radiocontact bij vluchten van de Specific categorie voor extra belasting van de luchtverkeersleiding.
Het ministerie van IenW erkent de problemen en verkent opties om CTR’s deels open te stellen voor dronevliegers in de Open categorie en om meer ruimte te bieden aan de Specific categorie. Het ministerie streeft naar een oplossing die de Europese luchtverkeersregels (SERA) respecteert, maar tegelijkertijd meer flexibiliteit biedt voor dronevluchten in gecontroleerd luchtruim.
Verschillende zones
Een mogelijkheid is om de CTR’s op te delen in verschillende zones, waarbij de binnenste zones gereserveerd blijven voor Specific-operators en de buitenste zones toegankelijk worden voor dronevliegers in de Open categorie. Deze wijziging zou betekenen dat dronevliegers legaal boven steden als Amsterdam, Rotterdam en Maastricht kunnen vliegen, met inachtneming van alle geldende regels.
Het ministerie onderzoekt momenteel de juridische en technische haalbaarheid van deze oplossing en streeft ernaar om de wijzigingen nog voor het einde van het jaar door te voeren. Daarnaast wordt er nagedacht over effectievere handhaving en mogelijke gevolgen voor de dronesector.
De beoogde wijzigingen in Nederland sluiten aan bij praktijken in andere Europese landen en kunnen bijdragen aan een gelijker speelveld op Europees niveau.