Nederlanders beveiligen zich te weinig tegen cybercrime
Een op de tien Nederlanders is vorig jaar slachtoffer geworden van cybercrime. De helft van hen blijkt niets aan beveiliging daartegen te doen. “Mensen hebben dubbele sloten op hun huis, maar digitaal zetten ze de achterdeur open”, klaagt minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid, die zich hier grote zorgen over maakt.
De afgelopen tijd zijn er verschillende publiekscampagnes geweest om burgers bewust te maken van de risico’s op internet, maar deze lijken onvoldoende effect te hebben. Dit blijkt volgens het AD uit een in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid uitgevoerde enquête. 44 procent van de burgers maakt zich zorgen om cybercrime, vooral als het gaat om identiteitsfraude. Toch gebruikt maar 43 procent van de computergebruikers beveiligingssoftware en heeft meer dan twee derde een te eenvoudig wachtwoord.
Aangifte
Dankzij de publiekscampagnes zijn mensen wel beter dan voorheen op de hoogte van de gevaren. Toch leidt dit lang niet altijd tot verbetering van de beveiliging. Hacken wordt door slachtoffers het meest genoemd als vorm van cybercrime. Daarna komen koop- en verkoopfraude en online pesten. Naar schatting doet maar één op de twaalf slachtoffers aangifte bij de politie. Dat kan ermee te maken hebben dat burgers niet verwachten dat de politie het misdrijf kan oplossen. Daarom wil Grapperhaus 30 miljoen euro extra investeren in het versterken van de politie met cyberspecialisten. Ook worden miljoenen geïnvesteerd in het verbeteren van de digitale weerbaarheid van de overheid zelf. Nederland is volgens hem structureel doelwit van aanvallen vanuit andere landen, veelal om spionage en sabotage te plegen.