Onderzoek naar richtlijn voor buurtpreventiegroepen
Op verzoek van de Tweede Kamer bekijkt minister Ferd Grapperhaus van Justitie & Veiligheid of een landelijke richtlijn nodig is voor burgeropsporing en preventieteams. Dit naar aanleiding van een kritisch rapport van Politie en Wetenschap, waarin een aantal negatieve aspecten van burgerparticipatie naar voren komt.
Er zijn inmiddels in Nederland tienduizenden virtuele burgerwachten en zo’n vijfduizend buurtpreventiegroepen waarvan de leden elkaar via WhatsApp op de hoogte houden en mobiliseren. Soms gebeurt het dat deze groepen de taken van de politie overnemen en zelf achter de ‘verdachte’ aan gaan. Het meest extreme voorbeeld hiervan is Kootwijkerbroek, waar zelfs helikopters worden gebruikt om vermeende inbrekers op te sporen en aan te houden. ‘Het is een dunne lijn, waarbij zaken makkelijk kunnen escaleren’, waarschuwt de politiek. Ook maakt de Tweede Kamer zich zorgen dat door de burgerparticipatie een onevenwichtig beslag wordt gelegd op de schaarse politiecapaciteit. Bij het minst geringe vermoeden wordt verwacht dat de politie binnen vijf minuten ter plaatse is.
Richtlijn
Een ander punt is dat de politie op nogal verschillende manieren omgaat met buurtpreventiegroepen. Soms wordt helemaal geen informatie verstrekt, maar er zijn ook korpsen die burgers waarschuwen voor verdachte personen of voertuigen. Soms wordt daarbij een deel van een kenteken genoemd en andere keren zelfs het hele kenteken met bijbehorende tenaamstelling. Daarom wil met name het CDA (de partij van Grapperhaus) dat een landelijke richtlijn hier meer eenheid in gaat brengen en dat er meer politieke controle komt op de gang van zaken. Ook de politie en de politievakbonden willen dat er meer regie bij de politie komt te liggen, om de in het rapport ‘Politie en actief burgerschap: een veilig verbond?’ genoemde excessen tegen te gaan. ‘De politie kan het zich niet permitteren om te verslappen en zich op afstand van burgerverbanden te positioneren’, schrijven de onderzoekers in het rapport. In de praktijk zijn er overigens nauwelijks problemen met buurtpreventiegroepen, maar volgens voorzitter Jan Struijs van de Nederlandse Politiebond ligt het voor eigen rechter spelen op de loer.