Opsporing gevaarlijke stoffen via satelliet
Satellieten gaan de brandweer helpen bij het opsporen van gevaarlijke stoffen. Dat is de bedoeling van een nieuw programma, dat is gestart door Brandweer Nederland, het ministerie van Veiligheid en Justitie, Instituut Fysieke Veiligheid en de TU Delft.
Vooral bij grote incidenten kan het van levensbelang zijn dat de brandweer snel over nauwkeurige meetgegevens kan beschikken over de omvang en de inhoud van de uitstoot van gevaarlijke stoffen in de lucht. Op dit moment zijn deze mogelijkheden nog beperkt. “Hoe eerder je lekkage van giftige stoffen, chemische vloeistoffen of kerncentrales waarneemt, hoe beter je de ramp kunt bestrijden en bijvoorbeeld evacuatieplannen kunt opzetten. Nu kun je een giftige gaswolk alleen op maaiveldniveau meten, straks hopelijk op tientallen meters hoogte”, vertelt innovatiemanager Paul van Dooren van Brandweer Nederland in De Telegraaf. Bijzonder is dat de initiatiefnemers hulp aangeboden hebben gekregen van het Amerikaanse Department of Homeland Security. De Amerikanen zijn volgens Van Dooren zeer geïnteresseerd en willen hun steentje bijdragen. “Het probleem speelt natuurlijk in de hele wereld en als wij er in slagen een sensor te ontwikkelen die op een satelliet kan worden bevestigd, hebben alle landen er wat aan.” Hoe het technisch te realiseren is, gaan studenten van de TU Delft vanaf januari uitzoeken. De bedoeling is dat de sensor nauwkeurig kan bepalen waar de wolk zich bevindt, hoe deze zich verspreidt en wat de samenstelling is van de gevaarlijke stoffen. “Als we dat kunnen, is dat een doorbraak waar de hele wereld van kan mee profiteren”, aldus Van Dooren. Het ministerie en de Netherlands Space Office hebben 400.000 euro geïnvesteerd in innovatie met satelliettoepassingen. Een deel daarvan kan gebruikt worden voor het onderzoek van de brandweer.