Rookbeheersingsysteem
Rookbeheersingssystemen dienen voor het veilig stellen van vluchtwegen en het beheersen van de temperatuur tijdens brandincidenten. Ze vormen een essentieel onderdeel van de brandbeveiliging, omdat bij brand de meeste slachtoffers vallen door rookverstikking of -vergiftiging.
Rookbeheersingssystemen worden hoofdzakelijk geïnstalleerd om veilig vluchten mogelijk te maken en om het de brandweer mogelijk te maken een binnenaanval uit te voeren. Ze hebben ook als doel de temperatuur in de ruimte onder controle te houden, met name ter bescherming van de draagconstructie van een gebouw.
Verschillende technieken worden toegepast, zoals overdrukinstallaties, stuwdrukinstallaties en rook- en warmteafvoersystemen (RWA-systemen). Overdrukinstallaties worden bijvoorbeeld geplaatst in trappenhuizen om te voorkomen dat rook zich daar verspreidt en zo de vluchtweg blokkeert. Stuwdrukinstallaties worden gebruikt in parkeergarages om rookverspreiding te beperken en zicht te behouden, zodat mensen veilig kunnen vluchten. RWA-systemen, die al geruime tijd worden gebruikt, beperken de rooklaag, verminderen de kans op flashovers en zorgen ervoor dat er zicht blijft op de brandhaard, wat belangrijk is tijdens een binnenaanval door de brandweer.
Conform het Bouwbesluit van 2012 (tegenwoordig Besluit bouwwerken leefomgeving) worden rookbeheersingssystemen geïnspecteerd om te beoordelen of ze voldoen aan afgeleide doelstellingen, zoals het tijdig en in voldoende mate afvoeren van rook en warmte of het tegenhouden van rook om veilig vluchten mogelijk te maken. Afwijkingen kunnen voortvloeien uit veranderde inzichten of gebruik van het gebouw en kunnen variëren van bouwkundige tot organisatorische aard. Veel van deze systemen zijn namelijk geïnstalleerd vóór de invoering van het Bouwbesluit 2012, waardoor de aanlegcriteria kunnen afwijken van de huidige inzichten en normen.
Tot 2012 was er de ‘Regeling Rookbeheersingssystemen 2002′ van het NCP. Dit was een kwaliteitszorg- en certificatiesysteem, samengesteld door en voor alle bij brandbeveiliging betrokken marktpartijen. De eisende partij, vaak de brandweer of verzekeringsmaatschappij, legt vooraf de uitgangspunten in een Programma van Eisen (PVE) vast. Op basis van dit document konden rookbeheersingssystemen worden voorzien van een productcertificaat.
Sinds 1 april 2012 moeten rookbeheersingsinstallaties worden gecertificeerd op basis van het CCV ‘Inspectieschema rookbeheersingsinstallaties’. Maar dit geldt alleen als het Bouwbesluit dit voor dat bouwwerk verplicht stelt. In tegenstelling tot de Regeling Brandmeldinstallaties 2002, wordt bij het CCV Inspectieschema Brandmeldinstallaties naar de installatie gekeken in samenhang met andere installaties en met de bouwkundige en de organisatorische maatregelen.
De belangrijkste normen op het gebied van rookbeheersingssystemen zijn:
NEN 6092 Eisen en bepalingsmethode voor overdrukinstallaties in trappenhuizen
NEN 6093 Beoordelingsmethode van RWA-installaties
NEN 6098 Rookbeheersing voor mechanisch geventileerde parkeergarages
NPR 6095-1 Richtlijn voor het ontwerpen en installeren van RWA-installaties
NPR 6095-2 Richtlijn voor het ontwerpen en installeren van overdrukinstallaties
NEN 2654-3 De eisen aan beheer, controle en onderhoud van rookbeheersingsinstallaties
Andere documenten zijn: BR 368; NEN1087; NFPA 92; NFPA 92A; NFPA 92B; NFPA 204; NPR-CEN/TR 12101-4; NPR-CEN/TR 12101-5; NEN-EN 12101-6; NPR 6095-2; SBR-publicatie 233; TNO rapport B-90-084; 96-CVB-T0330 (deel 1 t/m 4); VdS 2098; VdS 2221;VdS CEA 4020; Technical Paper 7; Technical paper 10.