Straat en pleinverboden tegen criminele overlast
Minister Donner van Justitie bereidt een wetsvoorstel voor dat het mogelijk maakt verdachten die overlast veroorzaken direct een voorlopige maatregel op te leggen. Dit kan een straat- of contactverbod zijn, maar ook het begin van een therapie of behandeling tegen agressie of verslaving.
Hij voert daarmee een motie uit van de Kamerleden Weekers, Van Haersma Buma en Wolfsen waarin zij om een zodanige regeling vragen. De bevoegdheid is nodig om de belangen van burgers te beschermen die zich door verdachten in hun vrijheden beperkt voelen, zoals de in de motie genoemde groep van slachtoffers en getuigen van strafbare feiten.
De bewindsman kondigt het wetsvoorstel aan in een brief aan de Tweede Kamer. De nieuwe bevoegdheid versterkt de aanpak van lichtere strafbare feiten omdat het openbaar ministerie in de huidige situatie geen gedragsmaatregel kan opleggen. Ook biedt de bevoegdheid uitkomst bij minder zware delicten waarvoor voorlopige hechtenis meestal een te zwaar middel is. De gedragsmaatregel kan dan een effectieve bijdrage leveren in de aanpak van overlast. Voor toepassing van deze maatregel is nodig dat tegen de verdachte ernstige bezwaren bestaan en dat er een groot gevaar is voor herhaling of voortzetting van het strafbare feit, zodat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is.
In de brief schrijft minister Donner dat het tijd is voor een extra inspanning voor de aanpak van feiten die ieder op zichzelf beschouwd in strafrechtelijk opzicht wellicht minder zwaar zijn, maar die juist door de massaliteit en door de effecten ervan op de samenleving vragen om nieuwe initiatieven, ook binnen de strafrechtsketen.
Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel wordt bekeken aan welke justiti?le
autoriteit of autoriteiten de bevoegdheid het best kan worden toebedeeld; denkbaar is immers dat in bepaalde gevallen de rechter-commissaris eerder in aanmerking komt dan de officier van justitie. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de strekking van de motie gaat de bewindsman ook na of er meer gebruik kan worden gemaakt van bestaande strafrechtelijke instrumenten zoals de mogelijkheden die de rechter-commissaris nu al heeft om de openbare orde te handhaven.
Verder zullen de capacitaire en organisatorische gevolgen van de introductie van de nieuwe bevoegdheid in beeld moeten worden gebracht. Een en ander mag niet ten koste gaan van de uitvoering van de andere taken van het openbaar ministerie.