Wanneer is een verdachte ontoerekeningsvatbaar?
Als iemand door een psychische stoornis een misdrijf heeft gepleegd, kan de rechter kiezen voor veroordeling tot verplichte geestelijke gezondheidszorg, in plaats van de gevangenis. Het WODC heeft nu onderzocht bij welke rechtszaken dit de afgelopen anderhalf jaar is gebeurd en waarom.
De strafrechter kan voor verdachten met een psychische stoornis een machtiging afgeven, waarmee zij worden verplicht tot het ondergaan van (onvrijwillige) zorg in de reguliere geestelijke gezondheidszorg (ggz). Voor zo’n zorgmachtiging gebruikt de rechter artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz). Het WODC dook de rechterlijke uitspraken in en onderzocht hoe en voor wie de strafrechter dit artikel in de eerste anderhalf jaar heeft gebruikt.
Veel complexe problematiek
Artikel 2.3 Wfz is sinds 1 januari 2020 in werking getreden. In de eerste anderhalf jaar blijkt de zorgmachtiging met name te zijn afgegeven voor mensen die kampen met ernstige psychische problemen en die meerdere stoornissen hebben: veelal psychotische stoornissen en stoornissen in middelengebruik. Ook blijkt deze groep vaak geweldsdelicten te hebben gepleegd.
Het onderzoek laat zien dat 58 procent van de personen voor wie een zorgmachtiging is afgegeven een (licht) geweldsdelict heeft gepleegd. In vergelijking: van de hele populatie veroordeelden is dat 19 procent. Ook openbare orde-delicten komen meer voor binnen de zorgmachtigingsgroep, namelijk in 26 procent van de gevallen tegenover 9 procent van de hele populatie veroordeelden. Bij het merendeel van de personen voor wie een zorgmachtiging is afgegeven, hebben pro Justitia-rapporteurs de diagnose psychotische stoornis en/of stoornis in middelengebruik benoemd. Meer dan de helft kampt met meerdere stoornissen.
In verschillende vormen toegepast
Meer dan de helft van de personen voor wie een zorgmachtiging is afgegeven is ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechter oordeelt in die gevallen dat zij vanwege een psychische stoornis niet strafbaar (ontoerekeningsvatbaar) zijn. Ook (voorwaardelijke) straffen en vrijspraak kwamen voor als uitspraak. Dat duidt erop dat artikel 2.3 Wfz een brede toepassing heeft gekregen. De meest verzochte en verleende zorgvormen zijn opname in een accommodatie, toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Dit lijkt te passen bij de stoornissen en het risicovolle gedrag van de betrokkenen.
Beperking onderzoek
Met dit onderzoek wordt een eerste indruk gegeven van de toepassing van artikel 2.3 Wfz door de strafrechter en dan met name bij welke personen het wordt toegepast. Een beperking van het onderzoek is dat niet alle jurisprudentie uit de beoogde onderzoeksperiode is gevonden. Het is aannemelijk dat zaken waarin ernstige delicten aan de orde zijn gemakkelijker vindbaar zijn. Daardoor hebben de bestudeerde zaken mogelijk betrekking op een deel van de groep met relatief ernstige delicten.
Dit jurisprudentieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Evaluatie Wet forensische zorg dat het WODC van 2021 tot 2026 uitvoert. De gegevens uit dit onderzoek worden uitgebreid en verdiept in een WODC-rapport dat eind 2022 verschijnt.
Lees het volledige rapport.